CT-scan
Een CT-Scan biedt een andere manier waarop weke delen met Röntgenstralen kunnen worden afgebeeld. Want hoewel lang niet zo sterk als botweefsel, absorberen weke delen ook Röntgenstralen (d.w.z. ze laten de stralen niet door), het ene weefsel doet dat iets meer dan het andere. Op gewone Röntgenfoto’s komen deze kleine verschillen niet tot uiting, waardoor wekedelenstructuren er niet op zichtbaar zijn. In 1963 heeft de Engelse ingenieur Hounsfield een methode bedacht om met de computer de kleine verschillen in absorptie te versterken, waardoor de weke delen nu wel zichtbaar kunnen worden gemaakt. Op een CT-scan blijven botstructuren als op gewone Röntgenfoto’s heel goed te zien, maar daarnaast zijn de omgevende weke delen ook enigszins zichtbaar. Er is wel dit verschil dat een Röntgenfoto een soort portret is waarop men verschijnt in dezelfde houding als men is gefotografeerd, terwijl een CT-scan eigenlijk een doorsnede is door het lichaam die door de computer is getekend. Dat heeft te maken met de manier waarop een CT-scan wordt gemaakt. Men moet daarvoor onbewegelijk liggen op een soort matras, terwijl het lichaamsdeel waar het omgaat, bijvoorbeeld de schedel, in de opening ligt van de eigenlijke scanner, een soort ring waaruit met een dunne Röntgenstraal een plakje van de schedel vanuit verschillende richtingen wordt beschenen (gescand). Hierna schuift men een eindje op waardoor een volgende plak kan worden gescand.