Dagrimte: vliegwiel voor verandering?
Een aantal jaren geleden is met de belangstelling voor validation de schijnwerper flink gezet op de belevingswereld van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. Ieder kent wel enthousiaste verhalen en, in de ogen van sommigen, de oplossing leek gevonden te zijn voor het anders omgaan met psychogeriatrische bewoners. De daarop volgende jaren zijn nuanceringen aangebracht en uiteindelijk alle bekende benaderingen ondergebracht onder de gemeenschappelijke paraplu van een belevingsgerichte benadering van bewoners. Uitgaan van de belevingswereld van de cliënt werd het credo. Dat concentreerde zich allemaal nog op het anders leren omgaan met bewoners (vaardigheden), inmiddels wordt de volgende fase ingegaan: het aanpassen van de organisatie uitgaande van de belevingswereld.
Uitgaan van jezelf?
We wisten het allang: ieder van ons is verschillend. We hebben allemaal onze eigenaardigheden, prettige en minder prettige trekken, gewoonten. Waar de een van houdt, heeft de ander een gruwelijke hekel aan. Ons hele leven is ieder van ons bezig met het steeds verder ontwikkelen van dit ene unieke ik. Natuurlijk weten we dat een deel van ons gedrag samenhangt met wat we allemaal hebben geleerd en meegemaakt en dat ons gedrag voor een deel wordt bepaald door waar en met wie we zijn. Wanneer we ziek of gehandicapt raken, wanneer we veel gaan vergeten verandert daaraan niets.
De zorgsector is massaal aan het kantelen teneinde meer cliëntgericht te werken. Dit proces is al jaren aan de gang: de cliënt centraal, aandacht voor leefstijl, kleinschalig en genormaliseerd wonen en dagritme.
Symposium
In 2000 werd er een symposium aan het onderwerp dagritme besteed. Uitgaan van het ritme van de cliënt, wat betekent dat, hoe doe je dat? De wil is er bij iedereen maar het wordt duidelijk dat er nogal wat belemmeringen zijn die dan moeten worden overwonnen.
Dagritme wordt vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Van het totaal ‘platgooien van verpleeg of verzorgingshuizen’ (beginnen met een schone lei), tot het omvormen van de structuur van een organisatie tot het wijzigen van het dagritme mede gebaseerd op een theorie over wijzigingen in het bioritme (de theorie van dr. Fiolet over sundowning).
Praten over dagritme van cliënten, leidt vrijwel automatisch tot aandacht voor het ritme van de medewerkers. Het een is net zo belangrijk als het andere. Een punt wat een prominente plaats gaat innemen, gezien de schaarste op de arbeidsmarkt.
Waar een wil is …..
Basisvoorwaarde bij dergelijke projecten is: je moet het willen en jij niet alleen, maar met jou velen binnen de organisatie.
Een eerste stap is daarna een goede inventarisatie. Hoe is het ritme nu en op welke punten sluit dit wel of niet aan bij het ritme van de cliënten. Als voorbeelden worden genoemd dat de ochtendindeling van een cliënt vaak wordt bepaald door de organisatie van de voeding. Allerlei regels die daarbij een rol spelen (HACCP) zijn verstarrend en lijken veranderingen welhaast onmogelijk te maken. Een ander voorbeeld is het niet aansluiten van werktijden van disciplines bij het dagritme van cliënten. Bij wie zijn er disciplines om 08.00 uur aanwezig terwijl de eerste cliënt pas om 10.00 uur geholpen wil worden? Vervolgens moet je op zoek gaan naar de voorwaarden die het mogelijk maken om (meer) mee te gaan met het dagritme van de cliënten. Wat weten we eigenlijk over het dagritme van cliënten? Het lijkt vanzelfsprekend maar dat is niet altijd zo. Welke (wilde) ideeën zijn er om zaken anders te doen zonder deze direct met allerlei bezwaren ’tegen de grond te sabelen’? Zijn er voldoende medewerkers om eventueel andere werktijden mee af te spreken? Deze en vele andere mogelijke vragen moeten de revue passeren.
Gras groeit niet harder door er aan te trekken
De veranderingen die worden doorgevoerd kunnen bescheiden of omvangrijk zijn. Dat hangt af van de situatie. Niet iedereen staat te trappelen en soms moet je samen tot de conclusie komen dat niet iedereen dan binnen ‘de nieuwe’ organisatie past. Ook mag men niet voorbijgaan aan het feit dat niet alle bewoners blij zijn met veranderingen. Ze zijn gewend aan bepaalde zaken en dat geeft structuur en veiligheid. Meer medewerkers zijn bereid om mee te gaan in veranderde werktijden wanneer zij voldoende gelegenheid krijgen om dit samen met hun privé leven anders in te delen. Het gaat meestal om trajecten met een lange adem. Soms zijn grote stappen onvermijdelijk, soms kan het met kleine stappen.
En…… hoe voelt het?
Tijdens het symposium werden weinig harde resultaten vermeld en wie de literatuur er op naslaat komt deze ook relatief weinig tegen. Overheersend is een subjectief gevoel bij bewoners, familie en medewerkers dat het prettiger is. Dat het niet leidt tot meer werk of hogere werkdruk (soms wel tijdelijk).
Dat veel cliënten meer (en met meer plezier en smaak) eten. Dat met name bij psychogeriatrische cliënten de ‘zo nodig’ slaapmedicatie flink kan afnemen. Dat de bekende onrust tegen het eind van de middag (na een grotere rust periode in de middag) veel minder is. Dat er ’s avonds meer sfeer is omdat er meer te doen is en dat daardoor een deel van de bewoners later naar bed gaat. Dat zijn zaken die ieder van ons belangrijk vindt. Daarom is het niet verwonderlijk dat het antwoord op de vraag luidt ‘het voelt goed’.