De wijze waarop zorg en ondersteuning in de Scandinavische landen, met name Denemarken, is georganiseerd, blijkt een belangrijke inspiratiebron voor de beleidsmakers in Nederland te zijn.
In Denemarken is de ouderenzorg een gemeentelijke aangelegenheid: wonen, zorg en welzijn ligt daar in één hand. Onder gemeentelijke regie wordt een integrale aanpak gerealiseerd. Zorg wordt gezien als een vorm van sociale dienstverlening, en niet als een vorm van gezondheidszorg. Daardoor staat niet het medische model, maar meer het welzijnsmodel centraal. Kleinschaligheid en wijkgerichtheid zijn opvallende kenmerken in het voorzieningenpakket. Met uitzondering van de zeer gespecialiseerde zorg (gehandicaptenzorg, psychiatrische of ernstige psychogeriatrische zorg) wordt het complete pakket van voorzieningen binnen de eigen gemeente, kern of wijk geboden. Grotere gemeentes hebben deze verantwoordelijkheid gedecentraliseerd naar districten van zo’n 10.000 inwoners. Deze districten zijn zeer autonoom en verantwoordelijk voor de zorgbudgetten.
Integrale wijkteams bieden verpleging en verzorging, en is er ook een schoonmaakteam voor de huishoudelijke hulp. De indicatiestelling verloopt via ‘de wijkzuster’. Die komt langs met een checklist en registreert waar men zelf al dan niet nog toe in staat is. Uitgangspunt: iedereen heeft recht op professionele basis(thuis)zorg, voor de sociale activiteiten moet de ‘omgeving’ zorgen.
Rond het wijkzorgcentrum zijn kleine woonclusters voor ouderen met een psychogeriatrische problematiek gesitueerd (85% wordt in deze kleinschalige setting opgevangen, de ernstige vormen elders). De medisch zorg wordt geboden door de (eigen) huisarts.
Iedereen boven de 75 jaar heeft -ook degenen die niet om zorg vragen- recht op een halfjaarlijks bezoek van een professionele ouderenadviseur.
Na eerst in 1970 een bestuurlijke hervorming doorgevoerd te hebben (het aantal gemeentes werd drastisch verminderd) werd in 1987 het scheiden van wonen en zorg radicaal doorgevoerd. Vanaf dat moment mochten er geen zorgcentra meer worden gebouwd, alleen nog maar zelfstandige ouderenwoningen (en woonzorgcomplexen). Intramurale zorg werd vervangen door extramurale zorg. Het bereik van de thuiszorg, de centra voor dagopvang en de maaltijden- en vervoersdiensten voor ouderen werd sterk uitgebreid.
In 1998 werd ook de scheiding van wonen en zorg in de nog resterende intramurale capaciteit doorgevoerd en werden de wooneenheden aangepast aan de wettelijk vastgelegde kwaliteitsstandaarden.
Bron: J.P. Singelenberg – kenniscentrum wonen en zorg – het Deense model voor de ouderenzorg, mei 2002