Omgaan met mensen met dementie kan een uitdaging zijn. Ieder individu met deze aandoening reageert namelijk anders. Dementie veroorzaakt een variëteit aan gedragsveranderingen, wat betekent dat zorgverleners en naasten dienen te beschikken over een combinatie van liefdevolle aandacht, geduld, kennis en creativiteit om adequaat te kunnen ondersteunen. Toch zijn er een aantal basis gedrags-en omgangsvormen die je voor iedere persoon met dementie kunt hanteren.
1. Benader met respect
Iemand met dementie is volwassen. Hij of zij heeft een eigen leven en geschiedenis meegemaakt. Behandel deze persoon dan ook met respect. Praat niet alsof je tegen een driejarige praat.
2. Activeren
Het is goed dat een oudere met dementie actief blijft. Neem niets uit handen wat hij of zij nog kan. Ook wanneer het een beetje fout loopt of wanneer het lang duurt. Laat de persoon met dementie zichzelf wassen of doe samen de afwas. Hou je bezig met de mogelijkheden, niet met de beperkingen. Zoek naar het evenwicht tussen dingen zelf laten doen (die nog goed lukken) en dingen uit handen nemen (bijvoorbeeld ter bescherming van de ouderen, om frustratie te voorkomen).
3. Pas de situatie aan
Aanpassing aan de situatie is het sleutelbegrip. Als dingen niet meer op de vertrouwde manier kunnen, zoek een andere weg. Stel daarbij de vraag ‘moet dit gebeuren?’ Of ‘is het noodzakelijk?’ Bijvoorbeeld als iemand niet meer met mes en vork kan omgaan maar wel met een lepel, laat dat dan zo. Ga niet steeds corrigeren.
4. Decorumverlies? Blijf rustig
Wanneer een persoon niet meer beseft wat wel en wat niet hoort, dan spreek je van decorumverlies. De normen en waarden zijn dan verdwenen. Mensen met dementie kunnen anderen aanraken op een ongepaste manier, lopen er onverzorgd bij of trekken hun kleren uit. In deze situatie kun je het beste de persoon met dementie er rustig op wijzen dat het ongepast is. Een standje geven voor dit gedrag kan juist meer frictie veroorzaken.
5. Voorkom dat de persoon in een isolement komt
Soms heeft een oudere met dementie de neiging zich terug te trekken omdat hij of zij zich onzeker voelt. Probeer deze persoon dan te betrekken bij groepsactiviteiten.
6. Ontspanning
Geestelijke ontspanning en bezig zijn is belangrijk. Neem rustig de tijd voor bepaalde dingen zoals koffie drinken. Activiteiten in de vorm van spelletjes, handenarbeid, iets klaarmaken, muziek en gesprekken zijn van belang. De spanningsboog van de persoon met dementie is afgenomen dus kan hij/ zij niet lang achtereen bezig zijn. Een half uur kan al te lang zijn.
Tip! Soms weet je niet altijd direct raad met het gedrag dat dementie met zich mee kan brengen. Tijdens de training Spelvormen, Bewegen & Muziek maak je kennis met verschillende methodes die je kan inzetten om de kwaliteit van leven van ouderen met dementie te verbeteren. Lees meer over de training.
7. Communicatie
Iemand met dementie kan moeite hebben met communiceren. Het kan te snel gaan of ze weten niet wat er precies bedoeld wordt. Deze tips kunnen daarbij helpen.
- Praat langzaam en gebruik korte zinnen.
- Stel één vraag of maak één opmerking tegelijk in een zin. Twee vragen of meer onthouden lukt niet meer.
- Geef niet meer dan één advies of taak tegelijk.
- Voeg meteen de daad bij het woord. Als je bijvoorbeeld zegt ‘ik zou het fijn vinden als u me met afwassen helpt’, dit ook meteen gaan doen.
- Benader de oudere altijd van voren (face-to-face).
- Vertel wat er vandaag/ op dit moment aan de orde is, gebruik foto’s (als je over bekenden praat), ga voor het raam staan als je over het weer praat. Koppel taal (abstract) zoveel mogelijk aan object (concreet).
8. Vermijd testsituaties
Maak de persoon met dementie niet onzeker door veel vragen te stellen als: ‘Wie is die meneer/mevrouw?, ‘Waar wonen de kinderen?, ‘Wanneer zijn ze jarig?’. Blijf niet doorvragen als hij of zij het niet meer weet. Blijf niet iets stimuleren wat niet meer kan. Dat frustreert alle partijen alleen maar.
9. Pas het tempo aan
Een persoon met dementie is sneller vermoeid en overbelast. Dat is ook niet gek als je extra moeite moet doen om alles te begrijpen en prikkels te verwerken. Vermijd daarom te veel drukte, te veel vreemde gezichten en te veel TV. Pas het tempo aan. Omdat de betrokkene veel van wat hij/zij meemaakt weer vergeet, is veel nieuw en onbekend wat voor ons bekend en vertrouwd is.
10. Houd een vaste structuur aan
Het helpt bij de oriëntatie als de dagelijkse leefwereld zoveel mogelijk onveranderd blijft. Alles op zijn vaste plaats (meubels) en herkenbaar (kleuren). Geef bepaalde kamers (slaapkamer en toilet) aan met symbolen.
- Hanteer een vaste dagindeling. Doe dingen zoveel mogelijk in dezelfde volgorde en op hetzelfde tijdstip.
- Breng de mensen met dementie niet te vaak in nieuwe, andere situaties.
- Wissel niet onnodig met verzorgenden op de afdeling.
- Verander routine-handelingen alleen als ze niet meer werken of als ze geen zin meer hebben.
11. Omgaan met desoriëntatie in tijd
Help hem of haar met de tijdsoriëntatie door regelmatig op te merken:
- ‘Het is nu half elf en koffietijd.’
- ‘Het is vandaag woensdag. Op de activiteitenbegeleiding gaat u vandaag …..’
- ‘Straks komt ……. want die komt altijd op …..’
- ‘Het is mooi weer vandaag, dat mag ook wel want het is alweer mei.’
Gebruik geheugensteuntjes zoals een mededelingenbord en een duidelijke kalender die ergens goed zichtbaar hangt.
12. Omgaan met verdriet
Mensen met dementie beschikken nog wel degelijk over emoties. Naarmate de dementie vordert worden deze juist versterkt omdat de emoties compenseren voor de afgenomen cognitieve functies. Een oudere vrouw kan bijvoorbeeld verdrietig zijn omdat haar overleden moeder alsmaar niet thuiskomt. Poets dat verdriet niet weg. Probeer er samen achter te komen dat moeder overleden is of leidt na enige tijd de aandacht naar iets anders. Wees aanwezig door bijvoorbeeld de hand vast te houden of samen te gaan lopen.
13. Ga niet over tot welles/nietes discussie
Het resultaat is meestal spanningen, onrust en irritaties. Bedenk of het echt nodig is dat jullie tot een gezamenlijke waarheid komen.
14. Emotionele labiliteit
Normale dagelijkse dingen kunnen iemand met dementie overstuur maken. Voorkom frustrerende bezigheden, haal de persoon snel uit een stressvolle situatie (kalm, niet gehaast). Ga dan niet in discussie, maar wees aanwezig (hand vasthouden of iets dergelijks en gaan lopen). Probeer te onderbreken, af te leiden.
15. Agressie en geweld
Zie agressie als iets dat voortkomt uit de ziekte. Benader het niet zoals bij een gezond mens. De agressie is vaak overdreven, verkeerd gericht of een reactie op overvraagd zijn. Het is niet altijd op jou gericht. Blijf kalm want boos reageren kan de angst en onrust nog groter maken. Probeer de persoon af te leiden door over een onderwerp te beginnen, waarin hij of zij geïnteresseerd in is. De betrokkene vergeet deze episode na een tijdje. Zorg er wel voor dat je je eigen emoties en boosheid met iemand anders kunt bespreken.
16. Depressie en angst
Soms merkt iemand met dementie op “Ik wil dood” of “Wat heeft het allemaal nog voor zin?”. Deze gevoelens zijn oprecht. Je kunt erop ingaan door te zeggen dat je het gehoord hebt of dat je het begrijpt. Dwing hem of haar niet de gevoelens uit te leggen (dat gaat namelijk niet). Dit veroorzaakt alleen maar agitatie (onrust). Bied troost door er te zijn voor deze persoon.
17. Beschuldigingen
Als je beschuldigd wordt, zie dit dan als een uiting vanwege de algehele verwarring die met de dementie samenhangt. Probeer het te zien als iets dat niet persoonlijk tegen jou gericht is en ga niet in discussie om het te weerleggen.
18. Hallucinaties
Als iemand iets ziet of hoort dat er niet is, ga dat dan niet ontkennen, maar zeg bijvoorbeeld “Ik zie het niet, maar ik zie wel dat u er angstig door wordt”. Belangrijk is om aanwezig te zijn en kalmte uit te stralen. De ander aanraken kan een bescherming bieden tegen angsten. In een aantal gevallen kan medicatie behulpzaam zijn.
Deze adviezen zijn onderdeel van onze training Leren omgaan met Dementie. Wil je beter kunnen schakelen in uitdagende situaties met personen met dementie? Volg dan deze training.