Raster van Blake en Mouton
De wetenschappers Robert R. Blake en Jane S. Mouton zijn vooral bekend geworden door het zogenaamde ‘Raster van Blake en Mouton’.
Zij onderscheiden twee kenmerken van leidinggevenden:
– de gerichtheid op menselijke verhoudingen
– de gerichtheid op taken (productiviteit).
Deze twee kenmerken werden in een raster samengebracht als volgt:
- Op de verticale as is de gerichtheid op menselijke verhoudingen weergegeven ( = relatiegerichtheid).
- Op de horizontale as de mate waarin iemand gericht is op productiviteit ( = taakgerichtheid). De mate van gerichtheid op menselijke verhoudingen en productiviteit varieert van persoon tot persoon en een bepaald persoon zal ergens in het raster ‘scoren’.Er zijn vijf eruit springende posities in het raster.
De typering hiervan is als volgt:
positie 1.1 | Men presteert als leider bij voorkeur zoveel als nodig is om met niet uit de boot te vallen. Men vervult de functie zoals die formeel is aangegeven en niet meer. Er ontbreekt elke merkbare gerichtheid in beide richtingen (vergelijk laissez-faire stijl). |
positie 1.9 | De leider is in sterke mate gericht op menselijke verhoudingen. Dat resulteert mede in collegiale omgang en een goed werkklimaat. Bij deze positie hoort een vriendelijke sfeer en een prettig werktempo (vergelijk democratische stijl). |
positie 9.1 | Er is een sterke betrokkenheid op productie en resultaten. Dat houdt in dat er een (heel) geringe gerichtheid bestaat op menselijke verhoudingen en op menselijke facetten van het werk. Gevoelens spelen geen rol (vergelijk autoritaire stijl) |
positie 9.9 | Het ‘ideale’ kruispunt van sterke gerichtheid op menselijke verhoudingen én op productiviteit. In deze positie zal er sprake zijn van zorg voor een sterke onderlinge band en wederzijdse verantwoordelijkheid in het team. Evenals voor het zich gezamenlijk inzetten voor optimale resultaten. |
positie 5.5 | Deze positie vormt als het ware een middenweg, zonder opvallende uitschieters. Maar wel met een evenwicht tussen beide gerichtheden. De vraag wat nodig is om het werk redelijk te doen, met behoud van een goede sfeer staat hier centraal (vergelijk consulterende stijl). |
Een sterke gerichtheid op productiviteit (= taakgerichtheid) kan onder meer blijken uit het:
- veelvuldig zelf plannen van het werk en eigenhandig handelen,
- weinig delegeren van taken.
- aangeven van wat noodzakelijk is en het overreden van mensen,
- zelf opstellen van procedures en het bewaken ervan,
- veelvuldig optreden als woordvoerder van de groep,
- stellen van hoge eisen aan werktempo en inzet,
- voornamelijk tonen van belangstelling voor werkresultaten.
Een sterke persoonsgerichtheid kan onder meer blijken uit:
- het ruimte laten aan mensen om op hun eigen manier te werken,
- het bevorderen dat teamleden zelf initiatieven nemen en het geven van bevoegdheden (delegeren),
- het bevorderen van oordeelsvorming bij anderen,
- de bereidheid om afspraken en procedures bij te stellen,
- het volgen van het werktempo van het team,
- het tonen van belangstelling voor het persoonlijk welbevinden van de werkers.
In de ogen van Blake en Mouton was positie 9.9 het ideaal. In de praktijk zijn er echter veel situaties te bedenken waarbij een andere positie beter passend is. Bijvoorbeeld wanneer snelle beslissingen wenselijk zijn of wanneer emoties hoog oplopen. In die situaties is een andere gerichtheid meer effectief.