Risicosignalering
Risico’s worden groter naarmate men ouder wordt.Omdat ouderen tot een kwetsbare groep horen is het daarom van belang om alert te zijn op risico’s met betrekking tot de gezondheid.
De rol van de zorgverlener is hierin belangrijk. Zij zijn de extra ogen die observeren en signaleren.
En dat is meteen de start van risicosignalering.
Risicosignalering brengt helder in kaart wanneer er sprake is van een verhoogd risico.
Observeren en signaleren
Als zorgverlener in de ouderenzorg zie jij de cliënt en ken je de cliënt vaak goed.Soms valt iets je op en besluit je om voor een bepaalde periode te letten op een bepaald aspect.
Als voorbeeld nemen we ‘voeding’.
Je merkt op dat de cliënt minder eet. Je besluit om bewust een bepaalde periode te kijken of dit vaker voorkomt en wanneer. Dit noemen we observeren. Signaleren houdt in dat je opmerkt dat er iets aan de hand is.
Je signaleert bijvoorbeeld dat de cliënt zijn bord niet meer leeg eet.
Risicosignalering gebruiken
Het document ‘risicosignalering’ ondersteund jou als zorgverlener om risico’s goed in kaart te brengen.Het bevat vragen op verschillende gebieden, te weten;
- Ondervoeding
- Huidletsel
- Incontinentie
- Medicatiefouten
- Vallen
- Depressie
- Mondproblemen
- Delier
- Oogproblemen
- Oorproblemen
- Pijn
- Eenzaamheid
Wanneer er beantwoord wordt met ‘ja’ is er sprake van een verhoogd risico.
Je dient dan samen met de cliënt stappen te doorlopen om samen tot acties te komen.
Dit doe je op een methodische wijze.
Methodisch werken
Bij risicosignalering ga je methodisch aan het werk.Er zijn daarbij 4 stappen belangrijk:
- Verkennen
Tijdens deze fase valt je bepaalde zaken op. Je gaat daarom gericht observeren en onderzoeken.
Dit houdt in dat je het gesprek met de cliënt aangaat. Je legt verbanden en bepaalt wat het probleem is. Wat is daarvan de oorzaak en welke signalen/symptomen zie je?
Dit rapporteer je in het zorgleefplan.
Dhr. Diender is altijd een goede eter geweest. Bij elke maaltijd schepte hij nog voor een tweede keer op.
Je signaleert dat dhr. Diender zijn eerste bord van de maaltijd niet meer leeg eet. Een tweede keer opscheppen komt al helemaal niet meer voor.
Je gaat in gesprek met dhr. Diender. Samen met dhr. vul je de risicosignalering in. Bij het onderdeel ‘ondervoeding’ komt naar voren dat dhr. in de afgelopen maanden 6 kilo is afgevallen.
Je besluit om ook het onderdeel ‘mondproblemen’ samen met dhr. in te vullen.
Daaruit blijkt dat dhr. al zeker 4 jaar niet meer bij een tandarts is geweest en eigenlijk continu pijn heeft aan zijn mond. Je rapporteert (volgens de SOAP-methode) in het zorgleefplan:
(S) Dhr. heeft pijn aan zijn mond en is 6 kilo afgevallen.
(O) Dhr. eet minder dan voorheen.
(A) Door deze pijn eet dhr. minder en valt daardoor af.
(P) De tandarts wordt ingeschakeld.
- Plannen en doen
Je wilt samen met de cliënt iets doen aan het probleem. Daarom stel je samen een doel op (volgens de SMART-methode).
Je bepaalt samen welke acties er worden ondernomen.
De cliënt staat hierbij centraal.
Deze acties richten zich op praktische zaken, maar kan ook betekenen dat je advies of voorlichting geeft.
Dhr. heeft pijn aan de mond en is 6 kilo afgevallen.
Op 6 april heeft dhr. een afspraak bij de tandarts.
Acties:
- krijgt ‘zacht voedsel’ aangeboden.
- wordt elke donderdag gewogen.
- Evalueren
Je evalueert samen met de cliënt of de acties effect hadden en de situatie is verbetert.
Wellicht is het nodig om de acties bij te stellen (stap 4).
Wanneer de acties voldoende blijken te zijn, maak je hiervan blijvende afspraken. (Je past de zorg aan).
Dhr. heeft een nieuwe gebitsprothese en dient deze tot 5 juli te dragen.
Op 5 juli bespreekt de EVV of de pijn in de mond is verminderd en of dhr. nog verder is afgevallen.
Acties:
- Elke donderdag wegen.
- Elke week vragen en rapporteren of dhr. nog pijn ervaart.
- Bijstellen.
Soms blijkt dat de acties nog niet hebben geleidt tot het gewenste resultaat. Dan stel je de acties samen met de cliënt bij. Wanneer je dit doet, rapporteer je dit opnieuw in het zorgleefplan. Na verloop van tijd evalueer je opnieuw met de cliënt totdat er gepaste zorg gegeven wordt.
Dhr. ervaart nog pijn in de mond en is in totaal nog 2 kilo afgevallen.
De gebitsprothese wordt opnieuw aangepast en op 15 augustus heeft dhr. een nieuw tandartsbezoek.
Acties:
- Elke donderdag wegen.
- Elke week vragen en rapporteren of dhr. nog pijn ervaart
Vervolgens ga je terug naar stap 3 waarbij je op 15 augustus evalueert of de gewenste acties resultaat hebben gehad. Is dit het geval, dan kunnen er vaste afspraken gemaakt worden of de zorg worden aangepast.
Dan kan bijvoorbeeld in zorgleefplan het volgende worden vermeld:
Dhr. eet zijn bord leeg en is niet meer afgevallen. De gebitsprothese zit goed.Dhr. heeft elk half jaar een controle bij de tandarts. Deze afspraak wordt door de familie gemaakt.
Belang en noodzaak
Uit bovenstaande blijkt dat het niet ophoudt bij het invullen van de risicosignalering.En wanneer uit de risicosignalering blijkt dat er sprake is van een verhoogd risico hoef je ook niet direct de oplossing te vinden. Het is vooral belangrijk dát je er wat mee doet.
Dit doe je niet alleen, maar samen met collega’s en eventueel andere disciplines.
Het is daarom noodzakelijk dat je goede doelen stelt en er goed gerapporteerd wordt.
Samen met de cliënt en collega’s krijg je dan een goed beeld van wat er speelt en wat er vervolgens nodig is. Daarop kunnen de juiste acties worden ondernomen. Dit klinkt vrij simpel, maar om goede doelen te stellen en goed te rapporteren is het van belang dit op een eenduidige wijze gebeurd.
Kijk daarom ook bij ‘Eisen aan de rapportage‘ of verdiep je in de ‘SOAP-methode‘. En vergeet niet je eigen rol. Jij bent degene die observeert, doelen stelt en de cliënt verder helpt door de cliënt centraal te stellen.
Wanneer jij hier niets mee doet, zullen risico’s groter worden met alle gevolgen van dien.
Je bent dus als zorgverlener erg belangrijk in dit proces. Hier vind je het document Risicosignalering.
Pas deze toe in de praktijk en hopelijk help je hier veel cliënten mee!
Laura van Driel
maart 2021

