Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen
- Eén op de drie ouderen met ernstige lichamelijke beperkingen heeft geen geschikte woning
- Van de 2,2 miljoen Nederlanders van 65 jaar en ouder woont ruim 93% zelfstandig. Nederland telt zo’n 850.000 zelfstandig wonende 55-plussers met matige of ernstige beperkingen.
- Circa 150.000 van hen zijn alleenstaanden met een laag inkomen. Eén op de drie ouderen met ernstige lichamelijke beperkingen heeft geen voor hen geschikte woning.
- Zo’n 20.000 ouderen die niet kunnen traplopen wonen in een woning met een buitentrap. 70.000 specifiek voor ouderen bestemde woningen worden niet door ouderen bewoond.
- Van de 4 miljoen zelfstandig wonende 55-plussers ontvangt een kwart huishoudelijke of persoonlijke verzorging.
- Ouderen met een laag inkomen kunnen geen particuliere hulp betalen en zijn aangewezen op de thuiszorg.
- Een kwart van de verzorgingshuisbewoners zou wellicht zelfstandig kunnen wonen.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie ‘Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen’. Rapportage ouderen 2004. De tweejaarlijkse rapportage, onder redactie van dr. Mirjam de Klerk, besteedt ditmaal aandacht aan de woonsituatie van ouderen met lichamelijke beperkingen en de mate waarin zij daarbij zorg ontvangen. Voor deze zesde Rapportage ouderen werd samengewerkt met onderzoekers van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) van de Vrije Universiteit.
Verreweg de meeste ouderen wonen zelfstandig
Van de ruim 2 miljoen mensen van 65 jaar en ouder woont ruim 93% zelfstandig, van de 1 miljoen 75-plussers ruim 86%. Zelfs van de kwart miljoen Nederlanders van 85 jaar en ouder woont nog 70% zelfstandig. Ongeveer 100.000 ouderen wonen in een verzorgingshuis en circa 50.000 ouderen in een verpleeghuis. In deze tehuizen ligt de gemiddelde leeftijd van de oudere bewoners rond de 85 jaar.
Kwetsbare ouderen
Nederland telt zo’n 850.000 zelfstandig wonende ouderen van 55 jaar en ouder met matige of ernstige lichamelijke beperkingen. Ruim de helft van hen kent dusdanige beperkingen dat verwacht mag worden dat zij een beroep doen op zorg. Kwetsbaar zijn vooral de circa 150.000 zelfstandig wonende 55-plussers met ernstige beperkingen die alleenstaand zijn en die onvoldoende inkomen hebben om particuliere zorg in te huren.
Opvallend is, dat ongeveer 30.000 van hen geen enkele vorm van zorg ontvangen. Aangenomen mag worden dat een deel van hen die zorg wel nodig heeft.
Onvoldoende voor ouderen geschikte woningen
Of een woning geschikt is voor een oudere hangt onder meer af van de afwezigheid van trappen (de zogenoemde nultredenwoningen), de aanwezigheid van woningaanpassingen en de beschikbaarheid van zorg- en dienstverlening in de nabijheid van de woning. Van de ouderen met ernstige beperkingen woont ongeveer een derde (100.000 personen) in een gewone woning met een trap en zonder aanpassingen. Verder wonen 20.000 ouderen die niet kunnen traplopen in een woning met een buitentrap. Zij kunnen dus niet meer op eigen kracht het huis uit.Wanneer alle voor ouderen geschikte woningen ook door hen zouden worden benut, zou er nog een tekort resteren van circa 40.000 woningen. Opvallend is echter dat 70.000 van de specifiek voor ouderen bestemde woningen niet bewoond worden door ouderen of door anderen met lichamelijke beperkingen. Zelfs voor ouderenwoningen waarbij zorg of dienstverlening beschikbaar is, blijkt niet altijd een indicatie nodig (medisch of leeftijdscriterium) om erin te kunnen wonen.In 2002 werden via de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) ruim 50.000 aanpassingen aan woningen van ouderen vericht. Een kwart van de ouderen met beperkingen geeft aan nog meer of andere aanpassingen te wensen. Het beroep op de WVG zal daarom voorlopig nog wel blijven groeien.
Grootschalige aanpassingen van de woningvoorraad door bijvoorbeeld het plaatsen van liften of het verbeteren van de algemene toegankelijkheid kunnen het aantal voor ouderen geschikte woningen vergroten. Een nadeel is dat deze aanpassingen vaak tot huurverhogingen leiden.
Minimumeisen voor ‘ouderenwoning’ gewenst
De afgelopen jaren is er een grote verscheidenheid ontstaan aan woonvormen voor ouderen met uiteenlopende mogelijkheden voor zorg- en dienstverlening. Door die grote verscheidenheid aan vormen en benamingen is lang niet altijd duidelijk welke mate van zorg er bij een bepaalde woonvorm wordt geboden. Tot de ‘ouderenwoningen’ worden bijvoorbeeld zowel nultredingenwoningen met aanpassingen gerekend als woningen met een trap die zich niet onderscheiden van elke andere vorm van huisvesting. Het is wenselijk dat voor woonvormen voor ouderen mimimumeisen worden geformuleerd, zodat meer duidelijkheid ontstaat over de aanwezige voorzieningen.
Dilemma: te vroeg of te laat verhuizen?
Er zijn 50.000 ouderen die om gezondheidsredenen willen verhuizen, ook al hebben ze nu nog geen last van beperkingen. Met het oog op mogelijke beperkingen in de toekomst gaan zij alvast op zoek naar een geschikte woning. Het voordeel voor hgen is, dat zij dat in alle rust kunnen doen en makkelijker kunnen wennen aan hun nieuwe woonomgeving. Bovendien komt er door hun verhuizing een eengezinswoning vrij voor een volgende generatie.
Het nadeel is, dat ze dan een woning bezetten die ook zeer geschikt is voor ouderen die al wel beperkingen hebben. Er zijn circa 85.000 ouderen met beperkingen die ook om gezondheidsredenen willen verhuizen. In een aantal gevallen komt gezien hun toestand de verhuizing naar een zelfstandige woonvorm dan weer te laat.
Stijging leeftijd gaat vaak samen met toename zorg
Ruim een kwart van de 4 miljoen zelfstandig wonende 55-plussers ontvangt huishoudelijke of persoonlijke verzorging. Ongeveer een derde van hen krijgt informele hulp, een derde ontvangt thuiszorg en eveneens een derde particuliere zorg. Wanneer zich gezondheidsproblemen voordoen, ontvangen veel ouderen in eerste instantie alleen informele zorg. Naarmate de lichamelijke klachten verergeren en meer specialistische zorg nodig is, krijgt men naast of in plaats van informele zorg ook professionele zorg. Is sprake van een combinatie van lichamelijke en psychische problemen, waarbij de thuiszorg niet langer volstaat, dan is de kans groot dat men in een tehuis wordt opgenomen.
Alleenstaande ouderen maken eerder gebruik van thuiszorg en de intramurale zorg dan ouderen met een partner.
Ouderen met een hoog inkomen maken vaker gebruik van particuliere hulp. Ouderen met een laag inkomen kunnen deze niet betalen en zijn aangewezen op de thuiszorg. Het is dan ook van belang dat deze zorg betaalbaar blijft voor mensen met een laag inkomen. Ouderen met een laag inkomen wonen minder vaak in een ouderenwoning met diensten. Vermoedelijk zijn de woonlasten voor hen te hoog en dat lijkt dan ook de reden dat ouderen met een laag inkomen vaker in een verzorgingshuis wonen dan ouderen met een hoog inkomen.
Een groeiend aantal echtparen blijft tot op hoge leeftijd samen en zorgt voor elkaar. Hier mag echter niet uit het oog worden verloren dat het geven van informele zorg tot overbelasting kan leiden die te laat wordt gesignaleerd.
Kwart van verzorgingshuisbewoners zou wellicht zelfstandig kunnen wonen
Nederland telt momenteel zo’n 100.000 bewoners van verzorgingshuizen. Een kwart van hen telt veel overeenkomsten met mensen die zelfstandig wonen in een vorm van ouderenhuisvesting met zorg- of dienstverlening in de nabijheid. Waarschijnlijk zou een groot deel van deze ouderen ook in een dergelijke woonvorm kunnen wonen, maar dit is van verschillende factoren afhankelijk. Zo kunnen mensen met ernstige beperkingen moeilijk zelfstandig blijven wonen zolang er een tekort is aan voor ouderen geschikte woningen en er een wachtlijst is voor de thuiszorg.
Bovendien blijkt dat mensen in een verzorgingshuis een lager inkomen hebben dan vrgelijkbare ouderen die zelfstandig wonen in een woning met zorg- en dienstverlening. Huurders die verzorgd wonen zijn bijna 40% van hun inkomen kwijt aan woonlasten. Vermoedelijk is het voor ouderen die van een minimuminkomen moeten rondkomen moeilijk om de hoge lasten van de zelfstandige woonvormen te kunnen opbrengen. Het langer zelfstandig wonen van ouderen zal dus mede afhankelijk zijn van de betaalbaarheid van deze voorzieningen.