Zorgcoördinatie
In de gemeente Apeldoorn werden in 1991 drie zorgcoördinatoren aangesteld in een vernieuwend project binnen de ouderenzorg. Zij zetten extra soorten zorg, hulp en diensten in bij verzorgingshuis-geïndiceerde cliënten die op de wachtlijst voor een verzorgingshuis stonden, opdat deze zo goed mogelijk thuis konden blijven functioneren. De zorgcoördinatoren hadden een onafhankelijke positie ten aanzien van de zorgleveranciers. Een project zijn tijd ver vooruit. Dit waren de toenmalige ervaringen.
Doel van zorgcoördinatie
Doel van het project was: ‘Het op uitvoerend niveau samenstellen en in stand houden van een op de positief geïndiceerde toegesneden pakket van verschillende aanvullende soorten zorg, hulp en diensten, in die gevallen waarin de reguliere voorzieningen niet toereikend zijn’. De zorgvraag van de cliënt stond in dit project centraal, los van het zorgaanbod. De zorgcoördinatoren schatten eerst in wat aan zorg, hulp en diensten nodig was en keken daarna pas wat er aan diensten beschikbaar was.
Als een cliënt 102 uur gezinszorg of 172 uur wijkverpleging per week ontving, kwam deze in aanmerking voor zogenaamde ‘extra zorg’. Hieronder verstond men in dit project: alle door de zorgcoördinator in te zetten soorten zorg bóven de zojuist aangegeven grenzen van de gezinszorg en de wijkverpleging.
Het evaluatieonderzoek
Om het experiment te evalueren voerde BTSG een onderzoek uit. Gedurende een aantal maanden werden gegevens verzameld die inzicht boden in zorg op maat, de functie van de zorgcoördinatoren, de waardering van de cliënten en de effecten van zorgcoördinatie op het welbevinden. In het onderzoek werden drie verschillende groepen vergeleken:
- een controlegroep die geen contact had met de zorgcoördinator;
- een experimentele groep cliënten die contact had met de zorgcoördinator en waarbij extra zorg, hulp en diensten werden ingezet;
- een experimentele groep cliënten die contact had met de zorgcoördinator en waarbij er alleen zorg, hulp en diensten werden ingezet door gezinszorg of wijkverpleging binnen de boven vermelde maximum aantal uren per week.
Alle deelnemers aan het onderzoek waren verzorgingshuis-geïndiceerden en stonden op de wachtlijst voor een verzorgingshuis in de gemeente Apeldoorn.
Zorg op maat
Op het moment dat de zorgcoördinatoren, meestal op eigen initiatief, hun cliënten bezochten, stelden zij bij iedereen gemiddeld twee zorgvragen aan die niet beantwoord werden door het aanwezige zorgaanbod. Een langdurige ziekte bleek bij alle cliënten de meest voorkomende aanleiding of reden van de zorgvraag. Bij cliënten die geen extra zorg via een zorgcoördinator ontvingen, was daarnaast behoefte aan psychische steun de belangrijkste reden van de zorgvraag. Een interessante uitkomst was verder dat meer dan de helft van alle cliënten van de zorgcoördinatoren meer hulp nodig had bij het vinden van een hobby buitenshuis.
Wanneer door de zorgcoördinatoren vervolgens aanvullende zorg werd ingezet bij deze cliënten, verdwenen de zorgvragen grotendeels. Het ging met name uit (meer) gezinsverzorging, maaltijdvoorziening en dagopvang. Bij de cliënten die geen extra zorg kregen, werden vaak vrijwilligers bij het leveren van zorg, hulp en diensten betrokken.
Bijna alle cliënten van de zorgcoördinatoren vonden dat zij mede dankzij hun inzet de zorg kregen die zij ook daadwerkelijk nodig hadden. Dit in tegenstelling tot de controlegroep ouderen, waarbij de zorgcoördinator niet betrokken was bij het zorgaanbod. Daar nam de vraag naar zorg juist toe. Over het algemeen vonden alleonderzochte ouderen de kwaliteit van de zorg goed werd aangegeven dat men veel persoonlijke aandacht kreeg.
Bij de groep cliënten van de zorgcoördinatoren, die geen extra zorg kregen, nam de wens om naar een verzorgingshuis te gaan, af. Deze cliënten gaven aan dat zij, dankzij de zorg die werd ingezet door de zorgcoördinatoren, langer zelfstandig thuis konden wonen.
Een neveneffect van het inzetten van extra zorg door de zorgcoördinatoren was, dat het gemiddelde aantal inzette hulpverleners per cliënt afnam. Hiermee werd tegemoet gekomen aan de voorkeur van ouderen dat zo min mogelijk hulpverleners bij hun zorg waren betrokken.
De functie van de zorgcoördinator
De zorgcoördinatoren vervulden eigenlijk meerdere taken voor hun cliënten. Zij gaven aan meer dan de helft van alle cliënten advies en voorlichting, zij inventariseerden de zorgbehoefte, bemiddelden bij het aanvragen van voorzieningen en het inzetten van hulp. Daarnaast vervulden zij een signalerende rol ten aanzien van beleidsmatige knelpunten bij de instellingen die deelnamen aan het project en kwamen zij in actie bij noodgevallen (bijvoorbeeld acute crisissituaties). Begeleiding bij opname of ontslag (bijvoorbeeld uit het ziekenhuis) speelde na verloop van tijd ook een belangrijke rol. Wanneer er sprake was van een dementie-syndroom, speelden de zorgcoördinatoren een rol ‘achter de schermen’. Na verloop van tijd werd het voorkomen of uitstellen van een verzorgingshuisopname ook een van de belangrijkste taken van de zorgcoördinatoren.
Waardering van de functie
Alle cliënten van de zorgcoördinatoren en hun mantelzorg waardeerden de functie zorgcoördinator. De zorgcoördinatoren beperkten zich niet tot het enkel inzetten en coördineren van zorg, hulp en diensten maar functioneerden in de praktijk als een ‘psychosociaal steunpunt en zorgverlenend vangnet’ voor cliënten. Het merendeel van de cliënten zag hun zorgcoördinator als eerste contactpersoon bij wie zij terecht konden voor (meer) zorg. Door op tijd passende zorg, hulp en diensten in te zetten kon een verslechtering van de situatie van veel cliënten worden voorkomen en konden zij daardoor langer zelfstandig thuis functioneren.
Zorgcoördinatie en welbevinden
Cliënten die contact hadden met de zorgcoördinatoren en zodoende gebruik maken van hun diensten, voelden zich na verloop van tijd beter dan de groep ouderen die dat contact niet had. Tijdens een periode van twee maanden ontwikkelde het algeheel welbevinden zich bij hen in negatieve zin. Bij cliënten die wel contact hebben met een zorgcoördinator bleef de mate van welbevinden in dezelfde periode stabiel, ongeacht of ze wel of niet extra zorg kregen. Een andere belangrijke bevinding van het onderzoek was dat bijna de helft van alle onderzochte ouderen zich thuis niet altijd veilig voelde.
Conclusies
De zorgcoördinatoren in de gemeente Apeldoorn waren in staat aanvullende soorten zorg, hulp en diensten op maat te leveren. Ook zorgvragen die buiten het bestek en bereik van het bestaande reguliere zorgaanbod lagen werden, tot grote tevredenheid van de cliënten en de mantelzorg, door de zorgcoördinatoren opgepikt en opgelost.
De aandacht van de zorgcoördinatoren voor psychosociale problematiek vormde een duidelijke meerwaarde van de functie. Juist bij ouderen die zich in een wankel evenwicht bevonden kon de zorgcoördinator bereiken dat zij besloten om toch thuis te blijven wonen. De zorgcoördinatoren droegen ertoe bij dat het zelfstandig functioneren en het welbevinden van deze cliënten behouden bleef.
De zorgcoördinatoren bewezen een welkome aanvulling te vormen op het bestaande zorgaanbod voor ouderen. Zorgcoördinatie leverde niet meer van hetzelfde maar voegde iets extra’s toe, terwijl het gemiddelde aantal hulpverleners per cliënt gelijk bleef of zelfs afnam. De onafhankelijke positie van zorgcoördinatoren ten aanzien van de zorgleveranciers bood daarbij de garantie dat de zorgvraag van de cliënt centraal stond.